96 jaar is Venlonaar Martin Billekens. Van al die jaren zijn 2,5 jaar zeer bepalend geweest. 'Daar denk ik nog iedere dag aan', zegt Billekens. Het gaat dan om zijn tijd als dienstplichtig militair in Nederlands-Indië.
Een trauma noemt hij die tijd niet. ‘Ik heb zeker geen PTSS, zoals dat tegenwoordig heet. Maar het komt iedere dag wel even voorbij’, spreekt Billekens. En dat is eigenlijk al bijzonder, want net als veel Indiëgangers praat Billekens niet zoveel over die tijd. ‘Er was bij thuiskomst ook niemand die me er iets over vroeg. Het leven moest gewoon doorgaan. En de Nederlandse regering wilde die oorlog en ons zo snel mogelijk vergeten. Niet voor niets is het Nationaal Indiëmonument een particulier initiatief. En toen Venlose veteranen hun zestien gesneuvelde collega’s wilden herdenken, hield de gemeente dat tegen. Dankzij de kerk is het Venlose herdenkingsteken er toch gekomen.’
Dientplichtige militairen
Het verhaal van Billekens geldt voor heel veel jonge jongens die de pech hadden om vlak na de Tweede Wereldoorlog achttien te worden. Indonesië had zich onafhankelijk verklaard en Nederland zond soldaten om de orde te herstellen. Aanvankelijk vrijwilligers, maar al snel werden dat dienstplichtige militairen. ‘De Nederlandse regering heeft dat destijds goedgekeurd. Dus toen ik geschikt werd bevonden voor militaire dienst, kreeg ik te horen dat we naar Nederlands-Indië gingen. Over oorlog of politionele acties werd niet gesproken. We moesten het land bevrijden van Japanners die daar nog zaten, vertelden ze ons.’
Ontsnapt aan de dood
In januari 1948 kwam Billekens aan in Nederlands-Indië. In de 2,5 jaar dat hij er diende was hij er chauffeur van gepantserde carriers. Zeker geen ongevaarlijke post, twee keer raakte hij gewond. ‘Op een dag stonden we klaar om te vertrekken, toen de commandant naar mij toe kwam. Ik kreeg het bevel de carrier te verlaten en een vrachtwagen te besturen, mijn plek in de carrier werd door iemand anders ingenomen. We waren nog geen half uur onderweg toen de carrier waarin ik had moeten zitten op een mijn reed en in brand vloog. Alle zes de inzittenden kwamen om het leven. Dat had ik moeten zijn. Ik heb me dat later ook verweten, maar dat was natuurlijk onterecht. Ik had het bevel gekregen om die vrachtwagen te gaan besturen, dat was mijn geluk.’
Doden
Recent droeg Billekens de kist met daarin de spullen uit zijn diensttijd over aan zijn zoon. Daarin zitten ook de brieven die Billekens schreef aan zijn familie. Maar in al die schrijfsels gaat het nooit over de oorlog. ‘Ik wilde mijn ouders niet ongerust maken’, spreekt hij. ‘Maar ja, al die doden die er vielen, die stonden natuurlijk wel gewoon in de krant. Zesduizend jongens zijn er gesneuveld, voordat de Nederlandse regering inzag dat die oorlog zinloos was. Engeland en Frankrijk hadden na de Tweede Wereldoorlog al veel van hun kolonies opgegeven, maar Nederland wilde voor zijn kolonie vechten. Dat heeft de Nederlandse regering niet goed gedaan.’
Koloniale oorlog
Toen hij in 1950 Indonesië verliet, deed hij dat met achterlating van zijn collega’s die er waren gesneuveld. ‘Tegenwoordig worden gesneuvelde Nederlandse soldaten weer thuisgebracht. Maar in Indonesië waren het er te veel. Bij de afscheidsceremonie mocht ik bloemen leggen omdat ik twee keer gewond was geraakt’, zegt Billekens. Wanneer zondag bij ‘t Kapelke van Genooi de Venlose gesneuvelden worden herdacht is Billekens erbij. Als een van de laatste nog levende Venlose veteranen. Hij vindt het belangrijk dat de jongens waarmee hij diende, herdacht blijven worden. Ook al was de oorlog waarin ze vielen voor Billekens totaal onnodig. ‘Het was een koloniale oorlog. En ik vroeg me als jonge jongen destijds al af wat we te zoeken hadden in dat verre vreemde land. We hadden daar namelijk helemaal niets te zoeken. En daar kan ik tot op de dag van vandaag nog altijd kwaad over worden.’
Leave a Reply